In mijn vorige column heb ik het gehad over hoe je een goed verslag kunt herkennen.
Maar alle richtlijnen over wat een goed verslag is, zijn waardeloos als de onderzoeker niet echt geïnteresseerd is in het kind en wat het kind beweegt.
Aan de hand van eigen ervaringen zal ik dus beschrijven hoe je een goede onderzoeker kan herkennen.

Juist in de hulpverlening zou je inlevingsvermogen, begrip en geduld verwachten. Het onderzoek staat in dienst van het kind en niet andersom. Een open houding is van belang. Oog hebben voor het individuele kind. Een kind is meer dan een optelsom van kenmerken.
• De hulpverlener is ook eerlijk als de ouders zichzelf in de weg zitten.
Bijvoorbeeld als ouders vooral klagen over het kind.
• De hulpverlener houdt zich aan afspraken, bijvoorbeeld niet zonder toe-stemming van de ouders informatie delen met school.
• Een goede hulpverlener, dus ook een onderzoeker, denkt mee met de ouders.
• Hij of zelf denkt in mogelijkheden en zegt niet bij voorbaat dat een kind iets nooit zal kunnen. Bijvoorbeeld lezen, fietsen, zwemmen, zelfstandig reizen of werken. De onderzoeker is eerlijk als hij iets niet weet.
Het is essentieel dat de ouders worden betrokken. Zij kennen het kind het best. De onderzoeker staat in feite langs de zijlijn.
Een verslag moet ook inzicht geven in het functioneren van het kind.
Besef dat de onderzoeker nooit alwetend is en met een gekleurde bril naar het kind kijkt.
Een goede onderzoeker maakt duidelijk wat een feitelijke waarneming is en wat een persoonlijke noot is.
De toon in het verslag komt overeen met de houding tijdens het onderzoek.
De onderzoeker registreert en de manier van schrijven hoort niet verwijtend te zijn.
Bijvoorbeeld woorden als ‘weigeren’ en ‘zomaar’ kunnen verwijtend over komen. Zinnen als ‘er is geen contact met haar te krijgen’ of ‘’wil niet samenwerken’, of ‘alles moet op zijn manier’, zijn vaak invullingen die niet overeenkomen met de werkelijkheid van het kind. Misschien wil die wel samenwerken, maar lukt het niet, omdat hij niet be-grijpt wat er van hem verwacht wordt of omdat hij overprikkeld is.

Soms is een behandeling of training gewoon niet passend en lukt het niet, wat het kind ook probeert.
Als een kind even alleen wil zijn, wil niet zeggen dat hij geen interesse heeft in sociaal contact, maar dat hij tijd voor zichzelf nodig heeft en de mogelijkheid om te ontprikkelen.

In een goede hulpverlenersrelatie, is een samenspraak met de ouders.
Het kind wordt gemonitord. Je wordt niet met een vernietigend advies weggestuurd.
Als de onderzoeker doorverwijst, hoort die de monitoren hoe het gaat.
Als je niet echt geïnteresseerd bent in wie het kind is en in zijn wensen, blijf er dan vanaf.

Doorgestuurd door mijn vader, die voor Biblion werkt.

In mijn boek Afwijkend en toch zo gewoon staan verschillende voorbeelden van zowel goede als slechte hulpverlening.
Hoe hulpverleners me keer op keer de verkeerde weg wezen en hoe ik uiteindelijk een helpende hand en een uitweg vond.
Ik trof een begeleidster die mijn wensen en behoeften waar kon nemen. We gingen samen op pad, letterlijk doordat zij mij leerde zelfstandig te reizen.