Jezelf mogen zijn als kind

Ik wilde ‘Afwijkend en toch zo gewoon‘ van Sarah Morton graag lezen omdat ik benieuwd was naar de beleving van een kind met autisme. Nu ik het gelezen heb denk ik dat het interessant en waardevol is voor veel mensen die met kinderen werken, met name in het onderwijs. Het zijn niet alleen autistische kinderen die benaderd worden vanuit het idee dat ze moeten voldoen aan een norm die bepaalt wat ‘normaal’ is en wat niet. In onze samenleving doen we dit met alle kinderen, en naar mijn mening is deze houding heel schadelijk voor ze.

Als kindercoach kom ik bij allerlei verschillende kinderen vaak faalangst tegen. En het gevoel van ’teveel moeten’. Deels is dit te wijten aan de doorgeslagen toets-cultuur, die kinderen veel stress bezorgt. Maar dit is een uiting van een dieper gelegen behoefte aan houvast, aan willen ‘meten en weten’ om grip te krijgen op de onpeilbare menselijke geest en het gecompliceerde gedrag dat eruit voortkomt. We leven in een tijd waarin ‘wetenschap’ als hoogste waarheid wordt gezien. Dus vergelijken we het gedrag en het leren van kinderen met wat we ‘weten’ dat gemiddeld is voor hun leeftijd, met wat we zien en begrijpen als ‘normale ontwikkeling’. En natuurlijk doorlopen de meeste kinderen bepaalde fases, zoals leren kruipen, lopen, praten en later fietsen, lezen en schrijven. Maar ieder kind is ook anders. En veel belangrijker dan kennis over kinderen is openheid. Werkelijke belangstelling voor wat kinderen bezighoudt, geduld om hen dit te laten uiten, gevoeligheid en intuïtie die hen aanmoedigt om zichzelf te ontwikkelen, in plaats van hen te willen passen in een voorgevormd idee van ‘normaal gedrag’ dat hen wordt opgelegd – zodat ze constant het gevoel krijgen te moeten voldoen, en anders te moeten zijn dan ze werkelijk zijn.

Sarah heeft in haar jeugd veel teveel van deze vorm van onderwijs en begeleiding meegemaakt – dit is immers de ‘gewone’ gang van zaken, en in het speciaal onderwijs is het helaas niet anders. Je zou verwachten dat mensen die daar werken meer geduld en begrip hebben voor de behoeften van de kinderen. Sarah had in de pauze bijvoorbeeld behoefte aan ruimte om zich vrij te kunnen bewegen. Ze vertelt dat het hele plein door ‘de voetballers’ in beslag werd genomen, ‘omdat dit lastige leerlingen waren die bezig gehouden moesten worden’. De andere leerlingen, zoals Sarah moesten letterlijk het veld ruimen.

‘Degenen die niet voetbalden waren ondergeschikt aan de voetballers, bijna op de manier waarop leerlingen ondergeschikt waren aan leerkrachten. Het werd een regime.’

Ze vertelt over ‘leerkrachten die schreeuwden en dreigden en soms iemand wild door elkaar rammelden. Kinderen met een apatische blik in hun ogen, die op de gang geparkeerd zaten. Of hartverscheurend huilden of riepen. Het was niet ongewoon om kinderen van zes jaar een uur te laten zitten, zonder activiteit. Het kind wist soms niet waar het aan toe was, of wat er was gebeurd.’

Ook het begrip voor het zich uiten op een eigen wijze ontbrak veelal.
‘De leraar vroeg iets. Het kostte me een paar seconden om over een antwoord na te denken en het ook nog uit te spreken. Die tijd kreeg ik niet. Op dwingende toon herhaalde hij de vraag vijf keer achter elkaar, alsof ik nooit eens luisterde. Toen stokte het ‘gesprek’ helemaal. Het duurde de rest van de dag om eroverheen te komen. Zoveel onbegrip, terwijl ik bereid was antwoord te geven.’

Het verhaal van Sarah’s jeugd wordt in chronologische volgorde verteld, daarbinnen maakt ze soms uitstapjes naar het verleden, of een verwijzing naar de toekomst. In het eerste deel van het boek zit ze op een gewone basisschool. Hier krijg je als lezer inzicht in de moeite die ze door haar gevoeligheid heeft met sommige situaties, zoals lawaai. Je leert haar kennen als een meisje met een sterke beleving en fascinaties zoals voor insekten en dino’s, ‘ernstige muziek’ in plaats van vrolijke deuntjes zoals de meeste kinderen leuk vinden. Ze heeft een sterke eigen wereld.

Er wordt een diagnose beschreven waarin de indruk is dat Sarah weinig contact maakt, terwijl er in haar beleving wel degelijk contact was. Maar ze ervaart veel indrukken zo sterk dat het daarbij ook nog uiten van tekenen dat ze luistert teveel is voor haar. Dit wordt ten onrechte opgevat als desinteresse.

Haar beschrijvingen zijn zeer specifiek; ze heeft ongelooflijk veel details onthouden over situaties en personen. Daardoor leest het boek heel gemakkelijk; het is alsof je erbij bent en ik kon me goed verplaatsen in Sarahs gedachten- en gevoelswereld. Het was boeiend om mee te leven in haar intense belevingen, herkenbaar haar verwarring zoals wanneer iets wordt uitgesteld: ‘Wat betekende ‘een andere keer? Wanneer zou ik het weer ooit mogen zien?’ Hartverscheurend vond ik hoe steeds weer haar creativiteit werd ingeperkt, zoals bij het maken van kersversiering toen zij een ’tas voor Jezus’ maakte van klei die de oven niet haalde, waar standaard werkjes van andere kinderen wèl werden gebakken. Deze werkwijze van ‘juist uitvoeren van een opdracht’  is gangbaar bij veel scholen en naschoolse opvang. Kinderen maakt dit onzeker en passief; ik heb het verschil gezien toen ik werkte bij een naschoolse opvang waar niet het resultaat maar het proces centraal stond. Deze kinderen vroegen nooit ‘mag ik…’ of ‘is dit mooi?’ maar begonnen steeds met veel vertrouwen en enthousiasme aan iets waarvan ze niet wisten hoe het uit zou pakken. Dit had ik Sarah ook gegund. Dan had ze misschien niet, zoals ze beschrijft, ‘zoals anderen willen zijn, mezelf leuk vinden.’

Daarnaast wordt in het boek duidelijk dat Sarah, zoals veel autisten (en sowieso zoals veel kinderen), ook sterke behoefte had aan duidelijkheid. Op de lagere school werd dit geboden door juf Lily. Zichtbaar wordt hoeveel verschil een leerkracht kan maken in het leven van een kind. Juf Lily gaf steeds duidelijke uitleg waarom iets ‘goed’ of ‘niet goed’ was. Daarbij mocht ieder kind uniek zijn en werd geaccepteerd. Ze creëerde een echt ‘wij-gevoel’. ‘Wij waren háár leerlingen, zij was ònze juffrouw!’ Sarah bloeide op bij haar.

Mooi zijn de beschrijvingen van haar fantasiewereld waarin ze ook andere kinderen meeneemt. Zoals over een oudere jongen die jongere kinderen overheerst en door Sarah ‘Wurgslang’ wordt genoemd. Met anderen bedenkt ze hele spelletjes rondom de spanning die de jongen oproept, en leert zo omgaan met haar angsten, is hier steeds dapperder in – zo zie je hoe kinderen feilloos kunnen aanvoelen wat ze nodig hebben om met hun uitdagingen om te gaan. Sarah kon soms ook voor anderen opkomen, zoals een brief schrijven naar de leraar die in haar ogen kinderen onrechtvaardig had behandeld. Helaas had ze inmiddels een leraar die haar minder goed begreep en nogal bot was. Toen Sarah bij een ander tafelgroepje wilde, zei hij: ‘Ja, maar jij kan met niemand goed opschieten!’

In deze tijd werd ze ook gepest, door kinderen die aanvoelden dat zij ‘afwijkend’ was. Ze deed toen een training sociale vaardigheden en krijgt jaren later een observatieverslag van de trainers onder ogen. Hierin werd veel geoordeeld over ‘onaangepast gedrag’, zoals wanneer ze iets over thuis vertelde op een ‘ongepast moment’ en daarin ‘afgeremd’ moest worden. De trainers gingen blijkbaar uit van ‘aanpassen’ als belangrijkste doel van de training, maar gaven hierbij geen hulp bij het inzicht in waarom en hoe er ‘aangepast’ diende te worden.

‘Wat ik vertelde, daar hadden ze op in kunnen gaan, omdat dit een ingang biedt naar echte oplossingen. Ze hadden afspraken kunnen maken met kinderen over wanneer ze verhalen over hun leven mochten vertellen.’

Sarah is op school niet gelukkig, en ze wil zelf graag naar een andere school. Ze hoopt op meer ruimte om zichzelf te mogen zijn. Dit pakt niet zo uit. Ze voelt zich op de nieuwe school ‘een verloren pion in de hele machinerie’.

Veel kinderen voelen zich verloren, niet gezien en onbegrepen op school. Gelukkig waren er voor Sarah van tijd tot tijd volwassenen, juist degenen die niet helemaal in het ‘systeem’ pasten en op hun eigen, meer persoonlijke manier met de kinderen werkten, die haar houvast en hoop gaven. Zoals Liesbeth, die inzag hoe belangrijk zelf leren reizen was voor haar gevoel van eigenwaarde en zelfstandigheid. Of Luka, die zonder het te weten voor Sarah een rots in de branding was, simpelweg vanwege herkenning en het gevoel van echt om haar te geven. Samen met Sarahs eigen kracht en inzicht heeft dit haar door haar schooltijd heen gesleept. En dan is het prachtig om te lezen hoe ze, zodra ze van school af komt, eindelijk dingen gaat doen die goed zijn voor haar ontwikkeling en zelfvertrouwen: Tai Chi en Krav Maga, een opleiding en werk met kinderen, boeken schrijven.

Het beste wat Sarah uit haar schooltijd lijkt te hebben gehaald is inzicht in wat niet werkt, en de drijfveer om kinderen en vooral hun begeleiders het besef te geven dat het anders moet en kan.

Het hele boek las voor mij als een pleidooi: Afwijkend ìs gewoon! Er zou geen norm moeten zijn waar kinderen aan moeten voldoen, hooguit richtlijnen die houvast geven voor manieren van leren, en aangepast kunnen worden aan ieder kind. Wat een ruimte zou er komen voor leerkrachten als zij ieder kind mogen begeleiden bij het worden van zichzelf, in plaats van het worden zoals van bovenaf wordt opgelegd. Uiteraard vraagt dit een heel andere aanpak, en veel meer aandacht (wat begint bij de Pabo) voor het kunnen inspelen op wat een situatie vraagt per kind, in plaats van steeds vanuit voorgeschreven methoden en vastgelegde lessen te werken. Maar bovenal vraagt het aandacht voor de kinderen zelf, en voor hun behoefte om gezien en erkend te worden.

Zoals Sarah schrijft: ‘Jezelf mogen zijn, ik kan me geen groter geluk voorstellen!’

Sasha Tieman is tevens de auteur van het kinderboek: OverAarde

Ze kan zich goed verplaatsen in de belevingswereld van kinderen.

Zij is net als ik aangesloten bij de Boekencoöperatie, een open source model. Op een professionele manier worden boeken uitgegeven die door commerciële uitgeverijen vaak afgewezen worden. Terwijl de kwaliteit niet onderdoet voor bekende boeken.
Daarnaast lezen we elkaars werk en presenteren we gezamenlijk ons werk.