De gemiddelde westerse baby wordt 1.5 tot 2 uur per dag gedragen. Zeker 22 uur per etmaal dus niet.
Baby’s die per dag langer dan vier uur worden gedragen, huilen de helft minder dan baby’s die het met minder dan twee uur per dag moeten stellen, is onderzocht.
Een aantal baby’s huilt helemaal niet in de draagdoek, het is niet nodig om iets aan te geven en ze zijn volkomen ontspannen en gelukkig. Alleen als ze honger hebben, pijn of een vieze luier, kunnen ze lastig doen. Zelfs als de ouders niet meteen weten wat er is, merkt de baby dat het wordt gehoord of gezien, de ouders hun best doen het te helpen.
Baby’s communiceren actief met de omgeving. Zowel uitingen waar je niet omheen kunt, als subtielere uitingen. Een baby die uit het zicht ligt, moet extremere signalen geven om opgemerkt te worden, moet huilen of brullen, waar ouders die de baby bij zich hebben, elk geluidje, gezichtsmimiek en beweging op kunnen merken en daarop in kunnen gaan. Nabijheid bevordert de interactie. De baby verkeert vaker in ‘rustige alertheid’, staat open voor indrukken, waardoor het beter lukt een band op te bouwen op diep niveau. Sommige ouders noemen het zelfs een paradijselijke of spirituele ervaring.
Gedragen baby’s zijn meer ontspannen en overstrekken zich niet of minder. Overstrekken kan ten koste gaan van andere spieren, de baby slaat het kruipen over, er kunnen evenwichtsproblemen en een onevenwichtige lichamelijke ontwikkeling van komen.
Ook een afgeplat hoofdje, door voorkeurshouding, kun je voorkomen door het kind niet neer te leggen, maar tegen je aan te houden.
De draagdoek kan ook lichamelijke klachten voorkomen bij de ouders. Het gewicht van de baby wordt gelijkmatig verdeeld, waar op de arm dragen de armen eenzijdig belast.
Er zijn voorbeelden van ouders die hun tweeling dragen.

In veel gezinnen is de situatie dat de ouders nauwelijks aan de andere kinderen toekomen, want zodra ze de baby neerleggen is het blèren. Wat natuurlijk ook weer jaloezie uitlokt naar de baby, die vooral door jonge kinderen al als een concurrent gezien wordt. Of de baby ligt in het wiegje te huilen, terwijl moeder of vader snel probeert een maaltijd in elkaar te flansen en nog iets in het huishouden te doen. Of om even op te laden, aan zichzelf toe te komen. Ook hier: hoe anders is het als de baby bij je blijft? Het hoeft niet te huilen om contact, nabijheid en veiligheid. Het kan ook ‘overprikkeling’ en ‘overstimulatie’ voorkomen. Ouders die het kind het liefst bij zich hebben, hoeven het niet te pas en te onpas uit de weg te halen en te vertroetelen. Ook als de baby slaapt ligt het tegen de ouder aan. Ouders met een onrustige baby hoeven niet eindeloos te wandelen met de kinderwagen, ritjes in de auto te maken, het kind op de arm te nemen of te wiegen, waarna het ritueel weer opnieuw kan beginnen zodra de baby neergelegd wordt. Een draagdoek helpt de ouders zo om op te kunnen laden. Veel stress, wanhoop en uitputting blijft hen en de baby bespaard. De baby krijgt de kans zijn eigen ritme te vinden en het schommelen van moeders lichaam kan de baby al in slaap sussen. Het voelt moeders lichaamswarmte, hoort haar stem, haar hartslag.
Belangrijk is je bewust te blijven van het kindje, om ongelukken te voorkomen.
Dat dragen een veilige hechting bevordert, is aangetoond in een experiment, uitgevoerd in Amerika. Een groep van 49 moeders werd opgedeeld in twee groepen. De ene groep ontving bij de geboorte een zachte babydrager, de andere groep, een plastic babystoeltje. In de ‘gewone’ groep was het aantal veilig gehechte kinderen na 13 maanden 38%, een percentage dat overeenkomt met bestaande cijfers over dergelijke, laag opgeleide moeders. In de groep die het kind droeg was dit veel hoger, namelijk 83%…

Dragen helpt de borstvoeding op gang te laten komen, omdat de moeder vaker aanlegt, waar inbakeren eerder voeden op schema bevordert. Als de baby’s zoekt, sabbelt of de tong uitsteekt, kan de moeder dit herkennen als honger. Inbakeren kan het hongergevoel onderdrukken, met minder drinken en minder groei als gevolg.
Inbakeren wordt veel geadviseerd bij onrustige baby’s. Meestal zit er achter onrustig gedrag, psychische of lichamelijk klachten. Wie het kind draagt, kan de signalen eerder herkennen.
De baby ligt in de draagdoek in de natuurlijke ‘ronde’ houding, met gebogen in plaats van gestrekte gewrichten. Er is geen risico op heupdysplasie, zoals bij inbakeren.

De ouders zijn meer mobiel. Ze kunnen overal naartoe, zonder gemodder met kinderwagens of buggy’s. Naar de supermarkt, naar het bos, het strand, op visite. Ze zouden hun baby kunnen meenemen naar het werk, als het mag en de omstandigheden veilig zijn, het neemt minder tijd in beslag dan afkolven. Wat luiers mee en gaan. Een gelukkige, gezonde baby hoeft weinig te huilen als het tegen de moeder aanligt. Dat kinderen op het werk geweerd worden, heeft vooral te maken met de reputatie van handenbindertjes, die herrie maken en alle aandacht opeisen.
Een draagdoek is veel praktischer dan de meest compacte kinderwagen of buggy. Ik heb gezien hoe ouders de wagen (met kind erin) de sprinter in of uit moesten tillen, of de trap op…
De baby’s huilen veel meer of trekken zich juist terug in zichzelf. Als ze opgetild worden, komen ze snel weer tot rust, maar het is een kunst om tegelijk de baby te dragen en de wagen voort te duwen, zeker als er nog meer kinderen zijn.

Titel: Wat je niet verteld is…
Over kinderen in de baarmoeder, in het gezin en in de maatschappij
Auteur: Sarah morton
ISBN: 978-90-815775-0-2
Uitgeverij: DeNieSa
Verkrijgbaar: Boekenroute.nl en via de website dus-sarah-morton.info