Op 8 november bezocht ik een lezing van Judith Visser. Haar beide boeken Zondagskind en Zondagsleven kende ik al, maar dit was voor mij een aanleiding om er een reflectie op te schrijven. Mijn eerste reflectie gaat over Zondagskind.

Weglopen

Kleine Jasmijn praat niet. Wel met haar ouders, haar hond Senta en met haar oma en opa. Mensen die vertrouwd voor haar zijn. Indrukken uit de omgeving komen intens binnen. De zintuigelijke ervaringen zijn zo beschreven dat ik voel wat zij voelt.

Naar school gaan is een aardschok. Haar moeder heeft wel gezegd dat ze naar de kleuterklas zouden gaan, maar ze dacht dat dit net zo iets was als boodschappen doen. Ze beseft niet dat ze daar achter moet blijven. Waarom haar hond Senta, haar steun en beste vriendin niet bij haar mag blijven. Het is de eerste keer in haar leven dat ze van haar moeder en haar hond wordt gescheiden. Al het vertrouwde is ineens weg.

De eerste schooldag loopt ze weg. Weg van al die rennende, stampende en gillende kinderen en terug naar haar veilige huis. Je kunt invoelen dat dit voor haar een logische reactie is. Ze voelt zich niet veilig, dus gaat ze weg uit die situatie.
Ze verdwaalt echter en er wordt een zoekactie op touw gezet. Zelfs de politie komt erbij. De moeder van een meisje met wie ze omgaat, vindt haar uiteindelijk.
Haar ouders, oma en opa zijn erg ongerust. Als ze eindelijk thuis is, krijgt ze een berisping.
Zelf besluit ze nooit meer naar school te gaan, maar de volgende dag moet ze alweer.
Op school praat ze weinig. Af en toe zegt ze iets tegen Colette, een vriendinnetje, of tegen Nick, met wie ze verwantschap voelt. (En met wie ze een relatie krijgt als ze jongvolwassen is)
Maar de juf wil dat ze ieder moment doet als andere kinderen.

Met vallen en opstaan

In haar schooltijd leert ze met vallen en opstaan om haar weg te vinden. Het getuigt van levenskracht dat ze zich handhaaft zonder zichzelf te verliezen.
Ze ervaart school als een kooi en verlangt ernaar om vrij te zijn, haar eigen leven in te richten.
Er zijn ook zeker lichtpuntjes. Zoals een juf die haar liefde voor boeken ziet en haar boeken aanbiedt die bedoeld zijn voor drie groepen hoger. Die Jasmijn met plezier leest.
In het boek lees je bijna van dag tot dag over haar leven. Toch leest het niet als een dagboek, maar als een roman.
Er zijn vele gelukkige momenten, zoals wanneer zij op paardrijles mag.
De pony die Cilly heet, daar heeft ze meteen een band mee. Zij beweegt zich soepel, is lief en betrouwbaar. Het is haar vaste rijpartner en ze voelen elkaar geweldig aan. Niet iedereen begrijpt dat. \

Zo zit er op een dag een ander meisje op. Jasmijn zit op de rug van een pony waarmee ze geen klik heeft. ‘Ik hoorde niet op Vivaldi, een eigenwijze donder die naar iedereen trapte die achter hem liep. Mijn lieve Cilly reed drie pony’s voor me. Ik had haar vragend naar me zien kijken. Ze vroeg zich vast af waarom Jolanda op haar reed en niet ik,’
Na deze keer die anders liep dan ze zich had voorgesteld, begrijpt men wel hoe belangrijk Cilly voor haar is.
De lichamelijke veranderingen in de puberteit, of eigenlijk het uitblijven daarvan, spelen ook een rol in dit boek.
Na haar basisschool, wat een relatief veilige haven werd, komt de aardschok van een middelbare school.
Er is een (neurotypisch) meisje waarmee ze bevriend raakt en die haar wegwijs maakt in de wereld. Soms leidt dat tot over haar grenzen gaan, met migraine als gevolg.

Grenzen verleggen

Vaak ook slaagt ze erin om op een goede manier haar grenzen te verleggen, zodat haar wereld groter wordt. Bijvoorbeeld samen winkelen is niets voor Jasmijn, maar samen lunchen is wel een succes. Dat is herkenbaar voor mij.
Wat opvalt is hoe standvastig ze bij haar gevoel blijft. Zo wordt ze strikt vegetariër nadat ze een vrachtwagen met varkens heeft gezien. Ze is dan acht jaar.
Op de middelbare school krijgt ze een vriendje. Alleen gaat dat niet zo makkelijk. Ze begrijpen elkaar niet goed, wat leidt tot misverstanden.
Met dit boek beleef je autisme van binnenuit. Niet alleen de logica. Het is beeldend en puur geschreven. Je beleeft de wereld vanuit haar perspectief. Wat zij ziet, ziet ik ook voor me en wat zij voelt voel ik ook.
Als zij zich fijn en veilig voelt, zoals bij haar nieuwe vriend Nick, wordt ze juist flexibeler. Dat is iets wat ik herken. En ik ben daar niet alleen in, vermoed ik.

Ik herken meer in haar. Haar liefde voor boeken. Hoewel ik in de middenbouw zelfs aangepaste lesstof nodig had voor Taal, ben ik rond mijn elfde jaar het lezen van boeken gaan waarderen. Zodanig dat ik ze zelf ben gaan schrijven. 😉
De titel Zondagskind is niet voor niets gekozen. Behalve dat zij op een zondag geboren is, zag zij zichzelf ook als een gelukkig kind. Ze was een lachbaby. Ook als peuter was zij gelukkig, omdat ze wereld veilig en overzichtelijk was. Het ging pas mis toen de buitenwereld zich met haar ging bemoeien.
Toch telt ze haar zegeningen. Twee liefhebbende ouders, die ieder op hun eigen manier hun best doen om haar goed te begeleiden.

Warm nest

Haar moeder is zorgzaam en accepteert haar zoals ze is. Met haar vader verzint ze vaak verhaaltjes.
In haar jeugd komt ze veel struikelblokken tegen. Ze gaat zichzelf vergelijken met anderen en ontwikkelt zelfs een Alter ego die ze ‘normale Jasmijn’ noemt.
Achteraf weet ze wel hoe ze in een situatie had willen reageren of wat gepast is. Ze ontwikkelt ook vaardigheden, maar haar eigenheid kan ze niet wegpoetsen. Gelukkig maar.
Toch weet ze zichzelf uiteindelijk goed te redden, zonder zichzelf te verliezen. Ze ontwikkelt strategieën om de schoolwereld wat milder te maken.
Er is een gevolg geschreven op Zondagskind: Zondagsleven. Over hoe het is om te werken op kantoor, met rinkelende telefoon. Over haar liefdesrelatie en over haar carrière als schrijfster.

Zondagskind
Alsof opgroeien nog niet lastig genoeg is.
Judith Visser
9789402702569
Uitgeverij: HarperCollins