Dit Interview komt voort uit een studieopdracht van de Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Christelijke Hogeschool te Ede.
In het kader van hun opleiding moeten studenten een opdracht maken over gedwongen hulpverlening. Voor deze opdracht moeten zij ook een interview houden met een ex-cliënt.

1. Krachten, positieve eigenschappen: hoe komen deze in uw leven naar voren?
Ik kan zelfstandig denken en voelen, buiten de bekende kaders en ik kan me ook (schriftelijk) vrij goed uitdrukken. Ik heb een onderzoekende geest. Mij vallen vaak dingen op die niemand anders doorheeft. Ik geloof dat ik een eerlijk persoon ben, liegen of veinzen kan ik heel slecht. De vriendschappen die ik heb zijn daardoor ook vrij diepgaand. Met oppervlakkige contacten doe ik weinig.
2.    Eigen probleemoplossend vermogen (bijvoorbeeld: kon u zelf problemen oplossen, of werd dit voor u gedaan en kreeg u hier de kans niet toe)
Ik ben beschermd opgevoed en na mijn diagnose werd dat nog erger. Mijn ouders maakten zich zorgen. Ook door wat ‘deskundigen’ over mij zeiden, durfden ze me weinig zelf te laten proberen. Goed bedoeld misschien. Ik raakte snel in paniek als iets niet lukte. Ik had meer oefening en begeleiding nodig, maar vooral ook vertrouwen. Vaak voelde ik me gehandicapt, omdat ik achter liep met zelfstandigheid. Regelmatig ook durfde ik niet, maar ook als ik aangaf iets te willen leren, werd dat vaak uit mijn hoofd gepraat, vooral in de tijd op het speciale onderwijs (van 12 tot 18 jaar)
Stapje voor stapje gaat dat steeds beter. Waar ik met zestien jaar nog niet naar oma en opa kon lopen (1 KM afstand) kan ik nu iemand ontmoeten in Amsterdam (1.5 uur reistijd met het openbaar vervoer)
3. Hiërarchie: de “wijze” deskundige en “de patiënt”
Er zijn hulpverleners die me als een patiënt zagen, die tegen zichzelf en haar keuzes beschermd moest worden. Ik zou geen inzicht hebben in mijn eigen beperkingen en kunnen. Er waren uitzonderingen. Mensen die me als persoon aanspraken, gelijkwaardig. Die me de kans gaven om mijn eigen ervaringen op te doen, wat gaat lukken en wat niet. Die samen met mij aan de slag gingen met mijn wensen en behoeften en ook mijn ouders meer vertrouwen gaven in mijn mogelijkheden.
4.    Autonomie: in hoeverre was u een autonoom/zelfstandig mens en bent u dat nu.
Mijn hele leven zou ik aangewezen zijn op een beschermde omgeving. Zo had de school 24- uurszorg voor me in gedachten. Ik zou het zwaarst autistisch van de klas zijn, met mijn functioneren. De enige volwassene op school die ik vertrouwde, Luka, was weggevallen door psychische problemen. Met haar had ik een innige band, wat ervoor zorgde dat ik me staande hield op school. Nu voelde ik me uiteengereten. Nergens had ik houvast, ik kon niets meer aan.
inmiddels woon ik op mezelf, zonder begeleiding aan huis. Ook omdat ik mensen heb leren kennen die achter me staan. Wel ben ik nog aangewezen op een uitkering en ik hoop dit in de toekomst te kunnen veranderen.
5. Afhankelijkheid: in hoeverre was u een afhankelijk mens/bent u een afhankelijk mens gemaakt en bent u dat nu.
Zelfstandig reizen zou niet mogelijk zijn omdat mijn oriëntatievermogen zeer slecht was. Hierdoor moest ik met zeventien jaar nog met de taxibus naar school. Dat ik geen routes kon onthouden, klopte wel, maar op een gegeven moment kwam er een begeleidster in mijn leven (betaald uit Persoonsgebonden Budget) die met mij ging oefenen te reizen met het openbaar vervoer. Stapje voor stapje. Weten bij welke halte ik moet uitstappen en instappen, de borden lezen, de chauffeur te woord staan. Dat soort dingen. Binnen vier maanden kon ik zelfstandig naar school!
De prognoses zijn niet uitgekomen.

6.    Empowerment: heeft de negatieve periode in uw leven u ook positieve dingen gebracht, als u terugkijkt?
Een eenduidige periode is er niet aan te wijzen, maar de beproevingen hebben me zeker levenservaring gebracht, waarmee ik iets hoop te kunnen betekenen voor andere mensen die klem zitten. Hen hoop, inzicht, kracht en perspectieven te kunnen bieden. Ook kon ik veel ervaringen in boekvorm verwerken. Ik ben de auteur van Afwijkend en toch zo gewoon (levensverhaal) en Collision (Over mijn tijd in het speciale onderwijs, in romanvorm en in twee delen uitgebracht).
7.    Directe of indirecte hulp: directe hulp -> “het probleem ligt bij de cliënt, hij moet veranderen” of indirecte hulp -> “het probleem ligt bij de omgeving, de omgeving moet veranderen”
De omgeving zag vooral mij als het probleem, het autisme zou alles verklaren. Weliswaar kregen mijn ouders adviezen hoe met mij om te gaan, maar dit was vooral gebaseerd op het beheersen van mijn ‘stoornis’ zonder zich te verdiepen in de situatie en geschiedenis.
Zo kregen mijn ouders het advies om niet mee te gaan in mijn belevingswereld en ‘fixaties’, want daarmee zouden ze ongewenst gedrag versterken of in stand houden. Ik kreeg geen mogelijkheden meer om me te uiten, te delen wat er in mij leefde. Ook doordat men ervan uit ging dat ik veel dingen niet zou kunnen, werd mijn bewegingsruimte en bewustzijnsruimte steeds kleiner. Ook als ik het over iets had, waar ‘normale’ mensen over praten, zoals een studie, werd dit uit mijn hoofd gepraat. Ik zat in een praktische en emotionele gijzeling.
Weliswaar kwamen er mensen in mijn leven die achter me stonden en aan wie ik mijn verhaal kon vertellen. Die me hielpen op eigen benen te staan en een zinvol leven op te bouwen. Waardoor ook mijn ouders weer in zichzelf en in mij gingen geloven.
Dat iets alleen bij de omgeving ligt, of alleen bij de persoon zelf, vind ik sowieso te zwart-wit. Als kind en jongere was ik afhankelijk van anderen, maar als ik nu alles bij mijn omgeving neer zou leggen, zou ik mezelf erg beperken, mezelf de kans ontnemen ten positieve iets in mijn leven te veranderen. Veel problemen komen ook door onverwerkte conflicten en ervaringen en in dat geval moet de heling van binnenuit komen. Dat lukt eerder als er iemand is die het verhaal erkent en meevoelt.

8.    Normaal, afwijkend, stigma: hoe ervoer u dat u behandeld werd?
Ik heb mijn eigen belevingswereld en eigenaardigheden en ‘deskundigen’ praatten mij aan dat dit een stoornis is en dat ik nooit een normaal leven zou kunnen leiden.  Voor wie ik ben, daar was geen respect voor door een diagnose te stellen. Mijn autisme zou ineens al mijn problemen verklaren, zonder te kijken naar de situatie en zonder mijn gevoelens en (verlies)ervaringen te erkennen. Dat is op zich al stigmatiserend, je gaat bij een groep horen die volgens de ouders en professionals een speciale aanpak nodig hebben en dus buitengesloten worden van het gewone leven in de maatschappij. Waar verschillen tussen mensen juist voor een diverse en veerkrachtige samenleving kunnen zorgen. Mensen die buiten de bekende kaders denken, kunnen met oplossingen en ideeën komen waar niemand anders aan dacht. Laat ieder een plaats innemen die bij hem/haar past!